(Fr.: fibre de verre; Du.: Glasfaser; Eng.: glassfibre), uit glas bestaande vezel, meestal vervaardigd door glaskogels te smelten en via een spindop met fijne gaatjes uit te trekken tot bundels filamenten, waaruit met een sterke luchtstroom meteen korte vezels verkregen kunnen worden; de doorsnede varieert van 3...30 m.
Glasvezels hebben een zeer grote treksterkte, maar de rek is zeer gering: 5%. Glasvezels zijn onbrandbaar; tot ruim 300°C blijft de treksterkte behouden. In water logen de vezels gestadig uit.Het verven en drukken geschiedt met pigmenten en bindmiddelen. Bij het coronisingsproces worden met colloïdale dispersies van siliciumoxide, pigmenten en kunststoflatex aan glasvezels een goed uiterlijk, zachte greep en uitstekende kreukherstellende eigenschappen verleend. Voor een aantal belangrijke toepassingen zie Composietmateriaal; Glasvezeltransmissie; Vezeloptiek. In de bouw wordt glaswol, een viltachtige glasvezelmassa, als warmte-isolerend en geluiddempend materiaal gebruikt.