Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 06-11-2024

GESCHUT

betekenis & definitie

(Fr.: artillerie; Du.: Geschütz, Artillerie; Eng.: gunnery, artillery), of vuurgeschut, verzamelnaam voor schietwerktuigen waaruit springprojectielen kunnen worden verschoten en waarvan gewicht en algemene inrichting meebrengen dat zij bij het gebruik op de een of andere wijze ondersteund moeten worden opgesteld, door meer dan een persoon moeten worden bediend en een kaliber hebben van ten minste 2 cm.

Onder een vuurmond wordt verstaan een schietbuis, liggend op een onderstel en voorzien van richtmiddelen. Een stuk geschut noemt men de vuurmond op affuit met de bijbehorende uitrusting, het bedienend personeel en, voor getrokken vuurmonden, de trekker.Indeling van het vuurgeschut in soorten geschiedt voornamelijk naar kaliber en tactische bestemming. Men streeft ernaar het aantal kalibers te beperken door de opvolgende kalibers zover uiteenliggend te kiezen dat de uitwerking, met een kaliber beoogd, door het naastgelegen kleinere kaliber niet of slechts ten koste van buitensporig veel tijd en munitie kan worden verkregen.

Algemene inrichting.

De vuurmond bestaat uit de schietbuis, die aan het projectiel de gewenste richting geeft, en het achterstuk (de kulas) dat de vuurmond aan de achterzijde geheel of gedeeltelijk afsluit bij het afvuren van het schot. De inwendige ruimte van de schietbuis wordt de ziel genoemd. De zielwand kan glad zijn of voorzien zijn van onderling evenwijdige groeven, de zgn. trekken. Het metaal dat tussen de trekken is blijven staan, noemt men de velden. De trekken dienen om het langwerpige projectiel rotatie te geven, benodigd voor de stabiliteit in de baan. Het projectiel is hiertoe voorzien van een geleiband; de velden snijden in deze band groeven waartussen nokken blijven staan, die gedwongen zijn de trekken te volgen. Is de schietbuis glad, dan zijn de projectielen ten behoeve van de stabiliteit voorzien van vinnen. Het achterste gedeelte van de ziel is glad en dient voor het opnemen van de voortdrijvende lading.

Dit gedeelte (de kamer) gaat met een overgangskegel over in het getrokken gedeelte. Aan de achterzijde van de schietbuis bevindt zich het achterstuk. Indien dit een geheel vormt met de schietbuis moet het projectiel via de monding worden ingebracht (zgn. voorlader; nog algemeen toegepast bij mortieren). Indien het achterstuk ten behoeve van het laden kan worden geopend en voor het afvuren kan worden gesloten, spreekt men van een achterlader; hierbij is in het achterstuk een sluitinrichting aangebracht (sluitstuk). Aan de voorzijde van de schietbuis kan een mondingrem zijn aangebracht.

Constructie van de wand.

De wand moet bestand zijn tegen de zeer hoge spanningen van de kruitgassen. De maximaal toelaatbare gasdruk kan aanzienlijk worden opgevoerd door de vuurmond geheel of gedeeltelijk te onderwerpen aan een naar binnen gerichte druk loodrecht op de zielas; deze druk kan bijv. worden verkregen door een sterk klemmende omhulling die als regel in verhitte toestand om de afgekoelde kern wordt gelegd (krimpen), of door autofrettage (zelfbemanteling).

Vuursnelheid.

De vuursnelheid wordt uitgedrukt in schoten per minuut. Zij hangt van het kaliber en de mate waarin de te verrichten handelingen zijn geautomatiseerd. Voor het verder opvoeren van de vuursnelheid bij volautomatisch geschut maakt men gebruik van meer lopen die roteren langs de laad- en ontlaadinrichting. Met een zesloops 20 mm kanon wordt een vuursnelheid bereikt van ca. 6000 schoten per minuut.

Terugloop.

Bij de verouderde stugge affuiten is de schietbuis rechtstreeks door tappen met de affuit verbonden, zodat de volle kracht van het schot op de affuit wordt gebracht. Niet alleen heeft deze hiervan veel te lijden, doch de bediening van het geschut wordt hierdoor ernstig vertraagd. Bij de veerkrachtige affuit met vuurmondterugloop is dit bezwaar ondervangen. De terugloop wordt afgeremd door een rem; nadat de vuurmond tot stilstand is gekomen, wordt deze door een vooruitbrenginrichting weer naar voren gebracht. In de loop der tijden zijn diverse rem- en vooruitbrengsystemen ontwikkeld. De mondingrem is een momenteel algemeen toegepast middel om de terugloopenergie te beperken.

De achter het projectiel stromende gassen kunnen door openingen in de rem ontwijken. Door de snelle expansie zal de snelheid van deze gassen aanzienlijk toenemen en oefenen zij door hun richtingsverandering een voorwaartse kracht uit, waardoor de terugloop wordt afgeremd. Met de constructie van de terugstootloze vuurmond is men erin geslaagd de terugloop op te heffen; dit systeem is met succes toegepast tot kalibers van ca. 12 cm.

Scheepsgeschut is de verzamelnaam van kanons en mitrailleurs bedoeld om aan boord van schepen te zijn opgesteld. Onder mitrailleurs verstaat men bij de Nederlandse Koninklijke Marine in dit verband automatisch geschut met een kaliber van 57 mm of kleiner. Het bewapenen van schepen met geschut stamt uit het begin der 15de eeuw, waarbij men al spoedig tot een uitvoeringsvorm kwam die tot in de tweede helft der 19de eeuw zonder essentiële wijziging bleef voortbestaan: de vuurmond zelf analoog aan landgeschut, de opstelling (‘rolpaard') aangepast aan het schip. Het moderne scheepsgeschut wordt gekenmerkt door een grote dracht, snelle bestuurbaarheid en zeer hoge vuursnelheid.

< >