(Fr.: électrolyte; Du.: Elektrolyt; Eng.: electrolyte), een chemische stof die zich bij oplossen in water of in een ander oplosmiddel geheel of gedeeltelijk splitst in positieve en negatieve ionen (elektrolytische dissociatie), waardoor de oplossing (elektrolytoplossing) in staat is de elektrische stroom te geleiden. Elektrolyten zijn (anorganische en organische) zouten, oxiden, basen en zuren.
Zolang men zich voornamelijk bezighield met elektrolytoplossingen in water was men gewoon onderscheid te maken tussen sterke elektrolyten, die in oplossing vrijwel geheel zijn gedissocieerd (dissociatiegraad ≈ 1), en zwakke elektrolyten, die dat slechts gedeeltelijk zijn (dissociatiegraad << 1). Daar echter de dissociatiegraad van een elektrolyt en dus het zich sterk of zwak gedragen mede bepaald wordt door de aard van het oplosmiddel (met name door het meer of minder polaire karakter ervan), is de indeling in sterke en zwakke elektrolyten niet eenduidig. Men maakt daarom tegenwoordig liever een indeling in echte en potentiële elektrolyten, welke indeling is gebaseerd op verschillen in chemische binding.
Echte elektrolyten bestaan reeds in de niet-opgeloste toestand uit ionen, zoals vele anorganische zouten, oxiden en basen die in de vaste toestand als kristalrooster een ionenrooster bezitten. Bij het oplossen van deze verbindingen behoeft dit rooster slechts uiteen te vallen, waarbij de solvatatie van de ionen door de moleculen van het oplosmiddel een belangrijke rol speelt. Echte elektrolyten vertonen reeds in de vaste toestand een zeker elektrisch geleidingsvermogen, dat in de regel aanzienlijk toeneemt bij de overgang in de gesmolten toestand. In de zin van de theorie der elektrolytische dissociatie zijn echte elektrolyten in oplossing volledig gedissocieerd (dissociatiegraad = 1). Dit geldt in elk geval voor oplossingen van vele zouten in water bij niet te hoge concentraties. Alle elektrolyten vertonen echter bij hogere concentraties in meerdere of mindere mate het verschijnsel associatie (vorming van ionparen), en wel des te sterker naarmate de diëlektrische constante van het oplosmiddel kleiner is. Dergelijke geassocieerde elektrolyten komen in feite overeen met slechts gedeeltelijk gedissocieerde elektrolyten.
Potentiële elektrolyten, waartoe alle zuren, sommige basen en zouten, en alle organische elektrolyten behoren, bestaan in de niet-opgeloste toestand niet uit ionen, maar uit molecuulroosters (in de vaste toestand, bijv. HgCl2), of moleculen (in de gastoestand, bijv. HCl). De vorming van ionen bij het oplossen berust op een chemische reactie met het oplosmiddel. Voorzover deze reactie aflopend is, zoals bijv. bij HCl in water, kan men het elektrolyt als sterk (volledig gedissocieerd) beschouwen; in veel van deze gevallen ligt het evenwicht echter sterk aan de kant van de ongedissocieerde verbinding.
Oplossingen van elektrolyten, alsmede gesmolten en vaste elektrolyten kunnen in een elektrochemisch systeem als ionengeleidende fase dienen (zie Elektrochemie). Voorts zie Elektrolytoplossing; Elektrolytische dissociatie.