Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 10-01-2025

CAPACITEIT

betekenis & definitie

(Fr.: capacité; Du.: Kapazität; Eng.: capacity), een term met de letterlijke betekenis opnemingsvermogen, die in verschillende betekenissen wordt gebruikt. Men spreekt bijv. van capaciteit om de nuttige inhoud van een reservoir of het laadvermogen van een schip aan te duiden, bij sluizen het vermogen een bepaalde hoeveelheid water in, uit of door te laten. Bij een accumulator wordt de term toegepast als maat voor de beschikbare elektrische lading (uitgedrukt in A h).

Genormaliseerd is het gebruik in de thermometrie waar capaciteit gebruikt wordt in de betekenis warmtecapaciteit (symbool: C): de hoeveelheid warmte nodig om een voorwerp 1 graad in temperatuur te doen stijgen (SI: J K−1), voor soortelijke ofwel massieke warmte (symbool: c), de warmte nodig om 1 kg van een stof 1 graad in temperatuur te doen stijgen (SI: J kg−1 K−1); in gebruik is eveneens de molaire warmtecapaciteit (symbool: C, ook Cm), de warmte nodig om 1 kmol van een stof 1 graad in temperatuur te doen stijgen (SI: J kmol−1 K−1).

Genormaliseerd is tevens het gebruik in de elektriciteitsleer: de capaciteit (Fr.: capacitance; Eng.: capacitance) van een geleider is de verhouding van lading en potentiaal ten opzichte van de aarde; bij een condensator de constante verhouding van de lading tot het potentiaalverschil tussen de platen. De SI-eenheid voor deze vorm van de capaciteit is de farad, het aantal coulomb per volt (1 F = 1 C V−1); in de praktijk wordt meestal de microfarad (1μF = 10−6 F) of de picofarad (1 pF = 10−6 μF = 10−12 F) toegepast.

< >