(Fr.: casser, broyer; Du.: brechen, (zer)brechen; Eng.: to break (down), to crush), in het algemeen het door in- of uitwendige krachten in stukken uiteenvallen van iets dat een zekere mate van hardheid bezit.
In de metaalbewerking worden gietblokken na een insnijding van maximaal 10 mm diep door een horizontale hydraulische pers in stukken gebroken als uitgangsmateriaal voor smeedstukken (bijv. wagonwielen).
In de mijnbouw is breken het zodanig losmaken en verkleinen van vaste delfstoffen dat deze met de aanwezige transportapparatuur kunnen worden vervoerd. Afhankelijk van de hardheid van het materiaal en de plaats waar het zich bevindt, gebruikt men een afbouwhamer (loswerken zachtere gesteenten), springstoffen en gecombineerde breek- en laadmachines (o.a. graafschoppen, draglines, schaven).
In de procestechniek worden verschillende werktuigen toegepast om de grootte van materiaal te verkleinen, afhankelijk van de grootte, de structuur, de hardheid, de vochtigheidstoestand en de chemische samenstelling ervan, zodanig dat de grootste afmeting van de deeltjes 50...5 mm is; bij sterkere verkleining spreekt men van malen. Voorts zie Stortgoedtechnologie.
Bij de keuze van breekwerktuigen zijn vooral hardheid en de splijtbaarheid van het te verkleinen materiaal belangrijk. Voor zeer harde materialen zijn slag en druk het meest aan te bevelen; bij taaie materialen moet men wrijvingskrachten toepassen, en brosse materialen worden bij voorkeur door splijting verkleind. De verkleining moet zo uitgevoerd worden, dat de voorgeschreven verkleiningsgraad n (n = D/d, waarin D een karakteristieke deeltjesgrootte van het te verkleinen materiaal is en d van het produkt) niet overschreden wordt; bij grote waarden van n moet in verscheidene trappen worden gewerkt.
Aan een breker worden de volgende eisen gesteld: gelijkmatige stukgrootte van het produkt; snelle verwijdering van het reeds gebroken materiaal; geringe stofvorming; continue en automatische uitvoering; mogelijkheid tot variatie van n, snelle verwisselbaarheid van versleten onderdelen en klein specifiek energieverbruik.
Bij kaakbrekers wordt het materiaal door druk en slag gebroken tussen een vaste en een scharnierbare kaak.
De kegelbreker is een apparaat dat de stof breekt door continue drukwerking. Het heeft als voordelen een klein energieverbruik en grote capaciteit; als nadelen een gecompliceerde constructie, een slechte regelbaarheid van de spleetbreedte en een moeilijker bediening.
De walsbreker die eveneens een constante druk uitoefent, bevat twee tegen elkaar in draaiende walsen. Het materiaal wordt in de spleet tussen de walsen aangevoerd en door wrijving meegenomen. Om beschadiging tegen te gaan, is één van de walsen in een beweeglijk lager geplaatst. Het walsoppervlak wordt voorzien van pennen voor het verkleinen van vezels van messen in de papierindustrie en van ribben voor kneuzen, speciaal van suikerriet.
In de hamerbreker treden voornamelijk slag en splijting op. De hamers zijn scharnierbaar aan een naaf verbonden; de voeding valt tussen de hamers en de vaste breekplaat, waarna het verkleinde materiaal door een rooster afgezeefd wordt. Tevens zie Breukmechanica.
In de fysica is het breken van licht onderwerp van studie; zie Brekingsindex; voorts zie Refractie.
In de colloïdchemie wordt de term breken (Fr.: se séparer, se rompre; Du.: sich entmischen, ausflocken; Eng.: to flocculate) wel gebruikt, in plaats van uitvlokken of flocculeren, voor het zich scheiden van een emulsie in twee fasen.