(Fr.: biophysique; Du.: Biophysik; Eng.: biophysics), vakgebied waarvan het geven van een goede omschrijving en afgrenzing van wat men er onder verstaat bijzonder moeilijk is. Als men er een verzamelnaam onder wil verstaan van fysische meetmethoden en toepassing van fysische methoden, denkwijzen en theorieën met betrekking tot biologische objecten, dan zijn de grenzen moeilijk af te bakenen met bijv. de fysiologie, de moleculaire biologie, de medische elektronica enz.
Ook is de ontwikkeling van de biofysica niet los te zien van die van de fysica. Vaak zijn biologische verschijnselen de stimulans geweest voor fysisch onderzoek. Daarmee samenhangend kan men vele bekende fysische onderzoekers zoals A. Volta, G.S. Ohm, H.L.F. von Helmholtz ook tot de biofysici rekenen.De biofysica is op verschillende wijzen in te delen. Naar de relatie met de fysica (biomechanica, energiehuishouding, bio-elektriciteit), naar de relatie met het object (zintuigfysica, cardio- en circulatiefysica, fysica van de huid enz.), naar het doel of toepassingsgebied (medische en klinische fysica, fysiologische fysica, moleculaire
biofysica enz.) en naar de methodiek (psychofysica, elektrofysiologie, röntgendifferentiatie enz.).
Een mogelijke, zij het niet geheel systematische, indeling van de biofysica is als volgt.
1. Fysiologische fysica, met een onderverdeling naar te bestuderen objecten zoals de zintuigen, hart en vaten, informatietransport en zenuwnetwerken, de motorische functies (beweging spieren), het skelet en de gewrichten, de huid enz.
2. Klinisch fysische methodes, zoals die worden toegepast in de audiologie, in de elektrofysiologie, bij druk- en flowmetingen, bij bestraling en dosimetrie, bij ventilatie enz.
3. Moleculaire biofysica met te bestuderen onderwerpen als de transportprocessen, de molecuulstructuur, actiespectra en ioniserende straling, alsmede enkele toegepaste meetmethoden.
Methodiek.
In de biofysica moet men naast het structurele, fysische aspect ook vaak het functionele aspect in ogenschouw nemen. Een biologisch studieobject vormt in zeker opzicht een geheel met zijn omgeving en kan ook alleen in relatie met zijn natuurlijke omgeving functioneel worden begrepen. Vervanging van de natuurlijke omgeving door een experimentele kan alle mogelijke consequenties hebben. Vaak zal men, in plaats van deze meer fundamentele fysische benaderingswijze toe te passen, met de natuurlijke omgeving (eventueel in geringe mate gemodificeerd) genoegen moeten nemen.
Zoals bij veel ander onderzoek is de gebruikelijke gang van zaken in het biofysisch onderzoek niet die waarbij men direct uit het gevonden resultaat tot structuur en werking besluit, maar veeleer die waarbij men uitgaat van gegeven inzichten om van die gegevens uit, aangevuld met de nodige hypothesen, te komen tot een voorspelling onder de experimentele condities van het gedrag of de responsie van het (hier biologische) object. Een experimentele bevestiging geeft dan steun aan genoemde hypothesen. Statistische methoden worden veel gebruikt om biofysische experimenten te evalueren, terwijl om het gedrag of de responsie te voorspellen veel gebruik wordt gemaakt van systeemtheorie en simulatie met behulp van rekenmachines.
Naarmate het object van studie behoort tot de hogere organismen, zal over het algemeen de problematiek ten aanzien van de experimentele omgeving toenemen. Ook ethische problemen gaan daar de te volgen procedures mede bepalen. Als zeer bijzondere experimentele procedure, alleen bruikbaar bij onderzoek van de mens, kent men de psychofysica. Daarbij wordt als responsie op een experimentele situatie het oordeel van de proefpersoon zelf gevraagd. Speciaal bij de zintuigfysica wordt deze methode veel toegepast. Door deze responsies te beschouwen worden ethische problemen vermeden en de experimentele situatie kan redelijk natuurlijk blijven.
Er bestaat een aantal procedures om het in aanleg kwalitatieve oordeel te kwantificeren, o.a. door middel van drempelbepalingen. Ook bij het onderzoek van de motorische functie kent men, naast andere, een dergelijke procedure. De proefpersoon krijgt de opdracht een bepaalde beweging uit te voeren. Zijn eigen intentie is nu deel geworden van de experimentele situatie en de resulterende actie wordt geregistreerd.