Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 23-12-2024

Bandbreedte

betekenis & definitie

(Fr.: bande passante; Du.: Bandbreite; Eng.: bandwidth), van een elektrische schakeling de grootte (uitgedrukt in hertz, symbool: Hz) van het frequentiegebied van de elektrische trillingen die door een schakeling worden doorgelaten of verwerkt. Men verstaat onder bandbreedte ook de grootte van het frequentiegebied dat door een elektrisch signaal, d.w.z. een samenstelling van elektrische trillingen, wordt bestreken.

In de telecommunicatietechniek is de bandbreedte afhankelijk o.a. van de aard van het over te dragen signaal en de toegepaste modulatie. Voor telegrafie is bijv. een bandbreedte van 60 Hz in het algemeen voldoende.Bij telefonie liggen de over te brengen frequenties in de band van 300...3400 Hz; de voor een goede verstaanbaarheid benodigde bandbreedte van het signaal is dus 3100 Hz. Voor de radio-omroep in het lange- en middengolfgebied is op een bandbreedte van 9000 Hz gerekend. Als gevolg van de toegepaste dubbelzijbandmodulatie is de bandbreedte van het overgebrachte geluidssignaal daar de helft van, d.w.z. 4500 Hz. Omroepzenders met frequentiemodulatie nemen per zender een bandbreedte van ca. 200 kHz in beslag. De bandbreedte van het videosignaal (voor 625 lijnen) voor omroepdoeleinden in Nederland en België is 5 MHz. De bandbreedte van het uitgezonden televisiesignaal, inclusief het bijbehorende geluidssignaal, bedraagt ca. 6,5 MHz en valt dus binnen het beschikbare, 7-MHz-(soms 8-MHz-)brede overdrachtskanaal.

Voor het bestuderen van spectraallijnen in de radioastronomie is een bandbreedte van de orde van 10 kHz nodig om details in de lijnstructuur te kunnen zien; bij het meten van radiostraling buiten spectraallijnen wordt meestal een breedte van enkele MHz gebruikt. In het algemeen is de benodigde breedte groter bij overdragen van meer informatie per tijdeenheid.

In de regeltechniek wordt onder de bandbreedte verstaan de breedte van de proportionaliteitsband van de regelaar.

< >