(Fr.: bainite; Du.: Bainit, Zwischenstufengefüge; Eng.: bainite), de benaming voor de structuur van ijzer-koolstoflegeringen die ontstaat bij isotherme warmtebehandeling.
In koolstofstaal en in vele gelegeerde staalsoorten treedt, na voorafgaande verhitting, bij afkoeling aan de lucht de omzetting van austeniet in perliet op. Bij snelle afkoeling wordt deze omzetting onderdrukt en treedt een geheel andere structuur op, die zeer hard is en martensiet wordt genoemd. Koelt men echter na voorafgaande hoge verhitting snel tot 450...350 °C en laat men het staal lange tijd in dit temperatuurgebied verblijven (isotherme transformatie), dan zet de austeniet om tot een nieuwe structuur, die noch perliet, noch martensiet is en die geheel afwijkende eigenschappen heeft.Deze ‘tussenstructuur’, ca, 1930 ontdekt door E.C. Bain en E.S. Davenport (VS) en onafhankelijk van hen door F. Wever en medewerkers (N. Engel, H. Lange, W.
Jellinghaus e.a.) in Duitsland, staat thans algemeen bekend als bainiet. In feite is het een verzamelnaam voor de reeks van structuren die wegens verschillen in uiterlijk worden ingedeeld in hoog bainiet (ontstaan dicht onder 450 °C) en laag bainiet (ontstaan vlak boven de temperatuur waarbij martensiet wordt gevormd). Hoog bainiet heeft een meer veervormige gedaante terwijl laag bainiet meer naaldvormig is en lijkt op ontlaten martensiet. De eigenschappen van staal met een bainitische structuur verschillen soms duidelijk. Zo is bij een hoog koolstofgehalte van 0,8% laag bainiet met gelijke hardheid taaier dan een afgeschrikte en ontlaten structuur. De bainietstructuren, die zowel in staal als in gietijzer kunnen worden verkregen, betekenen een technisch belangrijke mogelijkheid om door warmtebehandeling die eigenschappen te bereiken die voor het gebruiksdoel gewenst zijn. Als toepassing kunnen worden genoemd: stalen onderdelen in de apparaten- en machinebouw, constructieonderdelen van nodulair gietijzer.