Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 27-11-2024

ADRESSEREN

betekenis & definitie

(Fr.: adresser; Du.: adressieren; Eng.: to address), in de computertechniek een term met een drievoudige betekenis.

1. Het toevoegen van een adres aan een geheugen zodat de hierbij behorende informatie in het geheugen geplaatst of er uit verkregen kan worden. In het geheugen zelf kan men adresseren naar plaats of naar inhoud, hetgeen al of niet afhankelijk kan zijn van een voorafgaande selectie. Op grond hiervan zijn vier adresseringsvormen te onderscheiden: aselect, associatief, sequentieel en kettingadressering; de eerste twee vormen kennen de bovenvermelde afhankelijkheid niet, de laatste twee wel.

Bij aselecte adressering adresseert men naar plaats; de adressen zijn in dit geval gewoonlijk opeenvolgende gehele getallen, die echter in een willekeurige volgorde aangeboden kunnen worden.

Bij associatieve adressering adresseert men naar inhoud. Deze selectie komt overeen met het opzoeken van een telefoonnummer in een telefoongids; op welke plaats het nummer in de gids staat is niet belangrijk. Het onbekende nummer wordt opgezocht met behulp van de bekende naam, welke met dat nummer geassocieerd is en dus het adres vormt.

Bij sequentiële adressering adresseert men naar plaats, hetgeen echter afhankelijk is van de voorafgaande geselecteerde plaats. Meestal selecteert men opeenvolgende plaatsen, dus op de rij af. Men kan hierbij de gegevens in dezelfde volgorde ophalen, als waarin zij zijn weggezet; dit wordt aangeduid met FIFO (first in first out). Of men kan de gegevens juist in de tegengestelde volgorde ophalen als waarin zij zijn weggezet; dit heet stapel- of stackadressering, ook wel aangeduid met LIFO (last in first out).

Bij kettingadressering adresseert men met behulp van informatie welke bij een onmiddellijk voorafgaande selectie is verkregen. Iedere geheugenplaats bevat nl. naast het eigenlijke gegeven ook het adres waar het volgende gegeven te vinden is.

2. In de tweede plaats wordt met adresseren aangeduid de wijze waarop de centrale eenheid van een computer het adres bepaalt van een gegeven dat bij een instructie is betrokken; het adres is hier altijd een nummer. Voor de samenstelling van het adres beschikt de verwerkingseenheid in het algemeen over drie adrescomponenten nl. de verplaatsing, het basisadres en de index. De verplaatsing (ook wel relatief adres genoemd) is een getal dat in de instructie is opgenomen. Het basisadres en de index zijn getallen, welke resp. in een basis- en indexregister staan. Voor de vorming van het adres bestaan de volgende mogelijkheden: alleen de verplaatsing, de som van basisadres en verplaatsing, de som van verplaatsing en index, en de som van de drie adrescomponenten.

Het gevormde adres wordt het effectief adres genoemd. Wanneer het effectieve adres inderdaad de geheugenplaats van of voor het gegeven aanwijst, heet dit een direct adres en spreekt men van direct adresseren. Het effectieve adres kan echter ook de plaats aanwijzen waar het adres van of voor het gegeven gevonden kan worden; in dit geval noemt men het een indirect adres en spreekt men van indirect adresseren.

Tegenover indirect adresseren staat onmiddellijk adresseren. Hierbij is het effectieve adres het gegeven zelf, dat onmiddellijk voor verwerking beschikbaar is; er is dus geen geheugencontact nodig, in tegenstelling tot direct en indirect adresseren waarbij resp. één of twee geheugencontacten vereist zijn. De instructie geeft de adresseringswijze aan: direct, indirect of onmiddellijk. Tevens is opgegeven hoe het effectieve adres is opgebouwd. Aangezien in een centrale verwerkingseenheid meerdere basis- en indexregisters aanwezig kunnen zijn, moet de instructie eveneens opgeven welke registers bij de adressering betrokken zijn.

3. Tenslotte wordt met adresseren aangeduid het selecteren van een periferieapparaat waarmee een computer gegevens wil uitwisselen (zie Datatransmissie).

< >