(Fr.: adhérence, adhésion; Du.: Adhäsion; Eng.: adhesion), in de fysica de aantrekkende kracht tussen een vloeistof en een vaste stof, of tussen vloeistoffen van verschillende dichtheid onderling, wanneer de aanraking innig genoeg is, d.w.z. wanneer hun onderlinge afstand vergelijkbaar wordt met 10−9 m; een voorbeeld is de grote kracht die nodig is om een vlak glasplaatje dat op een wateroppervlak ligt, hiervan met een verticale kracht los te trekken. Adhesieverschijnselen zijn minder bekend bij vaste stoffen; slechts gepolijste platen zullen de benodigde vlakheid benaderen; een technisch voorbeeld vindt men bij de eindmaten in de werktuigkundige meettechnieken, en in de oppervlaktebehandeling (voorts zie Galvaniseren; Hechting; Lijmen).
Tegengesteld aan adhesie is cohesie, de kracht die deeltjes in een medium onderling verbindt. Wordt een vloeistofoppervlak begrensd door een vaste wand, dan zullen zowel cohesie- als adhesiekrachten optreden. Zijn de krachten die de moleculen van de wand op die van de vloeistof uitoefenen groter dan de cohesiekrachten van de vloeistof (bijv. water in een glas), dan zal de vloeistof schuin tegen de wand op gaan staan; is het omgekeerde het geval (bijv. kwik in een glazen buis) dan gaat het vloeistofoppervlak bol tegen de wand staan. Een maat voor de adhesie is de adhesie-energie, d.w.z. de arbeid die nodig is om het oppervlak te vergroten tussen een vaste stof en een vloeistof, uitgedrukt in kracht per eenheid van oppervlakte. Min of meer ten onrechte geeft men in de mechanica de naam adhesie aan de wrijvingskracht tussen vaste lichamen bij beweging. De grootte van deze kracht wordt bepaald door het produkt van de gewichtsdruk loodrecht op de bodem en de wrijvingscoëfficiënt, die voor elk geval verschillend is (afhankelijk van de gladheid van steunpunt en ondergrond en van de relatieve snelheid). Een wiel van een voertuig dat wordt aangedreven, oefent aan zijn omtrek een kracht uit. Is het adhesieprodukt groot genoeg, dan pakt het wiel en zet het voertuig in beweging; is het aandrijvend moment aan de wielas groter dan het moment ten gevolge van de wrijving aan de omtrek van het wiel, dan slipt het wiel. Evenzo is bij remmen de remkracht afhankelijk van de adhesie. Bij remmen op een gladde weg of met gladde band houdt de draaiing van het wiel wel op, maar glijdt het verder.