Gepubliceerd op 30-07-2020

Hij is bakkeran

betekenis & definitie

hij is erbij, gesnapt, of: de dupe, de sigaar; het is mis met hem. De uitdr. is nog niet afdoende verklaard. Men heeft gedacht aan samenhang met bakken = kleven (vooral Grom; vgl. ook bakken = blijven zitten en zakken voor een examen); de uitdr. zou dan eigenlijk moeten luiden hij is bak er aan, waarin bak een bijwoord zou kunnen zijn in de zin van vast. In het Holsteins bestaat een bijv. naamw. bakkig, aanklevend aan iets, waarvan men niet los kan worden; en in Groningen kent men een adjectief baks (of baksk, ook in het Oostfri.) voor kleverig. Bak er aan zijn zou dus een versterking zijn van eraan zijn, erbij zijn, ermee geschoren zitten, enz. Een andere verklaring wil er een verbastering in zien van Bargoens bekaan, dat in verbinding met hebben, nemen of maken betekent: vast, beet hebben, en ook als bigrone gehoord wordt. Vgl. Fr. être pincé; être le boeuf, le dindon de la farce; Hd. abgefasst sein, geliefert sein, daran sein; Eng. to be in for it.

< >