Gepubliceerd op 30-07-2020

Een luistervink

betekenis & definitie

iemand die iets afluistert; sedert de middeleeuwen voorkomende benaming, met de bepaalde betekenis van: hij of zij die gesprekken afluistert (en veelal daarvan misbruik maakt; zie ook het voorgaande sprw.). Vgl. luisteren als vinken, als een vink. Andere samenstellingen met vink zijn: goudvink (iemand die rijk is), rietvink (iemand met een piepende stem), distelvink (iemand die gemaakt vrolijk is) vlasvink (iemand die op het vlasveld werkt), roervink (oproermaker), lokvink (iets dat aanlokt); sletvink, lichtvink. Vgl. Hd. Dreckfinck, eig. bergvink, fig. een vuil mens, Mistfink, Schmierfink, Schmutzfink, enz. Het znw. vink wordt hier in oneigenlijke opvatting gebruikt om persoonsnamen te vormen van ongunstige betekenis, evenals vogel: een rare vogel (Fr. un drôle d’oiseau), een kale vogel, een spotvogel, bentvogel, galgevogel, nachtvogel, schimpvogel, enz. — Fr. un écouteur (aux portes); être aux écoutes; Hd. ein Lauscher, ein Horcher (an der Wand); Eng. an eavesdropper.

< >