Gepubliceerd op 24-06-2025

Zij is Luthersch.

betekenis & definitie

[Men, bezigt dit spreekwoord, wanneer eene slip van het onderkleed der vrouwen onder het opperkleed uitsteekt. Den oorsprong van het spreekwoord heeft men willen zoeken in de onbeschaamde leugens, dat luther zijne vrouw, de vroegere non catharina von bora, zou geschaakt hebben, en dat, toen hij haar onder zijnen mantel wegdroeg, de zoom van haar witte kleed daaruit zigtbaar werd. - Nog zocht men den oorsprong van dit spreekwoord in de onderrokken der Evangelisch-Luthersche weesmeisjes, welke onderrokken uit hare daarover gedragen wordende zwarte tabbaarden, die eenige duimen korter waren. voor een gedeelte zigtbaar werden. - Eindelijk zelfs meende men het spreekwoord oorspronkelijk van een te Eisleben zich bevindend portret van den grooten hervormer, in welk portret een rood kraagje even boven het zwarte vest te voorschijn komt. - Met meer waarschijnlijkheid zal men den oorsprong van dit spreekwoord in den staart des duivels te zoeken hebben. luther geloofde, naar de meening van andere hervormers, nog te veel aan den duivel in symbolische voorstelling, waaraan vooral de staart niet ontbreken mogt; waarom men een voorwerp met een’ bokkenkop en pooten bijvoorbeeld, en van een’ staart voorzien, afteekende, zeggende: ziedaar de duivel van luther. Daarom is ook, naar die meening, eene slip, onder het kleed der vrouwen uithangende, de staart des duivels, en zegt men van die vrouw zelve: Zij is Luthersch. - Waar is het, dat men, in Luthersche geschriften den duivel uitbeeldende, dien steeds een’ staart gaf, hoewel niet uitsluitend in werken van Lutherschen oorsprong. Minder waar, dat de meening gegrond zoude zijn, dat luther zelf daartoe aanleiding zonde gegeven hebben. Zelfs schijnt het tegendeel uit luthers geschriften te blijken. (Zie schultz jacobi, Iets over de afbeelding van den duivel met een’ staart, in het mengelwerk der Vaderl. Letteroef. van 1842, n°., bl. 37-41, vervolgd in de Navorscher, iv. bl. 225-229, in welke beide onderscheiden voorbeelden van naakte en vermomde duivels te vinden zijn). Omdat men den duivel afbeeldde als het een of ander dier, hetzij natuurlijk of gedrogtelijk, kon ook de staart niet ontbreken, mogelijk bepaaldelijk daarom niet, naardien de staart, als nasleep, alle kwalen en kwellingen van het booze wezen kan voorstellen. „Hoe in ’t algemeen,” zegt schultz jacobi, „de Satan aan een’ staart kwam, is naauwelijks eene vraag; hij ontleende dien van de Satyrs, waarmede zijn naam eenige overeenkomst had”].

< >