Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 19-05-2022

Brecha

betekenis & definitie

f. bres; gat in een muur of een gebouw; hacer brecha, indruk maken; abrir brecha, een bres schieten; iemand overreden, op iemands gemoed indruk maken; batir en brecha, een muur onder geweervuur nemen; estar siempre en la brecha, altijd op de bres staan.

< >