Gepubliceerd op 21-06-2017

Toi toi toi

betekenis & definitie

bezweringsformule die gebruikt wordt in theater- en circuskringen en afkomstig is uit het Jiddisch. Ook gebruikt als afscheidsgroet (alhoewel fout).

Het bet. gewoon ‘veel succes; sterkte; op goed geluk’. Eigenlijk gaat het om een klanknabootsing van het afkloppen op (meestal ongeverfd) hout. Bij het begin van een voorstelling mag men zijn collega geen succes toewensen. Volgens het bijgeloof van variété-artiesten brengt dit alleen maar ongeluk. De formule wordt dan ook gebruikt om onheil af te weren. Deze spreekwijze dateert wellicht uit het begin van deze eeuw. In 1930 werd de uitdr. in Duitsland populair dankzij een schlager. Duitsers gebruiken nog het gelijkaardige Hals- undBeinbruch; de Britten zeggen break a leg-, terwijl Franse acteurs elkaar merde toeroepen. Wij houden het dus erg beschaafd. Vgl. unberufen/unbeschriejen. ‘Toi toi toi’, zei de toneelmeester toen zij langs hem liepen. (Harry Mulisch: Hoogste tijd, 1985) ‘Toi-toi-toi, schat’. Mewalda spuugde hem achter beide oren, een oud, heilig toneelgebruik. (Marjan Berk: De zelfvergrootster, 1986)

‘Toi, toi’, zei ze en stak haar duim op. (Henk Hofland: Dejupiter, 1991)

Stimmungmacher De Braak gooit nog wat olie op het vuur door zijn tegenstrevers ‘Toi, Toi, Toi’ toe te voegen. (Joris Zomer: Televisie. Over Peppi en Kokki en Beavis en Butt-head, 1994)

< >