1. kijk eens in de -petjes van mijn ogen,kijk eens in mijn oogpupillen. Naar het eigen spiegelbeeld dat men daarin ziet. Door Endt en Frerichs nog AB-slang genoemd, maar tegenw. zo algemeen ingeburgerd dat we eerder kunnen spreken van ‘informeel’.
Kijk me ’s in de poppetjes van me ogen. (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1975)
Een minuut keken ze elkaar in de poppetjes van hun ogen. (Bouke B. Jagt: De muskietenoorlog, 1976)
‘Kijk eens naar de poppetjes in mijn ogen,’ zong haar moeder eens, ‘kijk eens naar het kuiltje in mijn kin.’ (Hermine de Graaf: Stella Klein, 1990)
2. -petje(s)gezien, kastje dicht,nu heb je gezien wat je wilde zien, nu berg ik alles weer op. Cliché uit de huiselijke sfeer.
Ze had er geen trek meer in, voegde ze er aan toe, nog langer op te zitten en poten te geven. Pop gezien! Kast dicht! (Gerrit Komrij: Met het bloed dat drukinkt heet, 1991)
‘Poppetje gezien, kastje weer dicht’, hoorde hij haar mompelen... (Lévi Weemoedt: Halte Tranendal, 1991)