Gepubliceerd op 21-06-2017

Luik

betekenis & definitie

1. achter/voor het - zitten,achter het raam zitten. Prostitutieslang.

Ik was heel goed met de ‘entraineuses’, die bij ons

voor de bar zaten. En ook met de meiden die achter de bar zaten. En ik was heel goed met een groot aantal temeiers, die achter het luik zaten, want zo heet dat in Den Haag. (Nieuwe Revu, 21/02/91)

2. gooi’t maar op ’t-,schrijf me maar op; ik doe het op de pof. Bargoense uitdr. Volgens Endt en Frerichs is luikhier wellicht afgeleid van Jiddisch luach‘steen, plank’, later ‘boek voor administratieve aantekeningen’ of‘kalender’.
3. op het - gaan,voetbalslang voor ‘opgeschreven worden door de scheidsrechter’.

< >