in de - beneveld, dronken, aan de zwier, in de war, verbijsterd, onver-schillig. Volgens de meeste bronnen afgeleid van delirium,waarbij invloed van het woord ‘dol’ niet uitgesloten is. Sommige etymologen denken aan een verkorting van de uitdr. in do- lorum zijn(een Nederlandse vertaling van het Latijnse delirium)‘verdriet, smart hebben’. Al bij Harrebomée hij is in dolorem‘hij is versuft’. In de loremwerd al opgetekend in 1886 (De Vries en De Tollenaere, ed. 1991). Bij Koster Henke bet. lorumeigenaardig genoeg ook ‘zwendel’.
Het mistte. Daardoor stapte ik mis van de planken op de deklading. Ik was in de lorem. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Eerste Boek, 1964) ... of meneer soms een kopje koffie wilde als meneer in de lorum was... (Lennaert Nijgh: Tobia of de Ontdekking van het Masturbariaat, 1971)
‘Nee vandaag,’ zeg ik, ‘je ben zeker weer in de lorum’, want dat wijf zoop als een ketter. (J.A. Deelder: Bep van Klaveren. De Dutch Windmill, 1980) Meid je ligt aardig in de lorem, zien ik. (Albert Mol: Wat zien ik..., 1988)
Volkomen in de lorem betrad ik ’s ochtends de collegezaal ... (Oor, 12/12/92)