door het - gaan
kwaad worden; zijn zelfbeheersing verliezen; dronken worden. Deze slanguitdr. is wellicht Rotterdams van origine (o.a. bij Oudenaarden 1986).
Tegenw. vooral populair in jeugdige kringen. Mogelijk gevormd met de gedachte aan het doorbreken van een met lint afgesloten terrein, waarop men niet mag komen. Endt en Frerichs trekken evenwel een vergelijking met een andere Bargoense uitdr., door het touw zakken.Anno 1910 -1920 konden zwervers in nachtasielen over een touw hangen dat van muur tot muur gespannen was. ’s Morgens vroeg werd dit touw losgehaakt, zodat men slaapdronken op de grond tuimelde. Door het touw zakkenging dan ook snel bet. ‘een onaangename ervaring opdoen’.
... of de video ‘I wanna rock’ van Twisted Sister de schooljeugd werkelijk door het lint doet gaan ... (Vinyl, februari 1985)
Pulp ging door het lint van de lol. (Rein van der Wiel: Zicht op Haarlem, 1986)
Ik mag niet door het lint gaan, denkt hij. (Hermine de Graaf: Aanklacht tegen onbekend, 1987)
Een paar van die boeren zijn zat. Ze krijgen met iemand ruzie en ze gaan finaal door het lint. Hans Moll: De Hoeken van de Ring, 1987
Ik ga regelmatig uit en dan ga ik ook helemaal door het lint. (Club, januari 1988)
Tipsy, aangeschoten, als een Maleier, bezopen, toeter, laveloos, door het lint, beneveld. Het zijn allemaal uitdrukkingen die een notoire kroegenloper, een ‘barfly’, regelmatig aan den lijve ondervindt. (Preview, januari 1988)
Hoewel de muziek meestal nogal rustig klinkt en maar een beetje voortkabbelt, gaat Won Ton Ton (gelukkig) ook een paar keer flink door het lint. (Popfoto, februari 1989)
Het publiek gaat volledig door het lint en de groep groeit met elk nummer. (Oor, 15/07/89)
Dat is zo leuk van Feyenoord. De spelers kunnen af en toe nog ouderwets door het lint gaan. (Nieuwe Revu, 07/12/94)