1. - van/op/met, dol op. Leip of lijp is een Bargoens woord voor ‘gevaarlijk, riskant; gek’. In de jeugdtaal van de jaren tachtig kreeg het woord een meer positieve connotatie, nl.
‘leuk, enig, kits’.
Op school was ik helemaal leip van heavy metal. (Muziek Express, december 1986)
Of Donovan Leitch Jr. (ex-Susanna Hoffs), blijkens diverse, eh, Privé-situaties helemaal ‘leip’ van profspriet Kate Moss, het officieel nog gewoon aan filmster Johnny Depp verbonden fotomodel. (Oor, 08/10/94)
2. zo- als een spast/zalfje/deur/sigaar enz., in hoge mate gek. De variant met zalfje is Rotterdams. ... ’s ochtends lig ik voor pampus in mijn bed, helemaal lijp als een spast. (Yvonne Keuls: Jan Rap en z’n maat, 1977)
‘Die Suurbier was zo leip als een zalfje’, vertelt de clown. (Het Parool, 02/01/93)
Zoals van de zomer in Lelystad, waar één van de attracties een zogenaamde ‘Tunnel of Terror’ was: een honderd meter lange gang waar mensen uren lang werden getracteerd op flikkerend licht en knoertharde muziek. Wie daar eenmaal inging, kwam er zo leip als een deur weer uit. (Oor, 26/02/94)
‘Kwart over vier, zo leip als een sigaar’, roept Al- berto die duidelijk nog niet is uitgefeest... (Nieuwe Revu, 31/05/95)