ergens doorheen -
zich een weg banen zonder op of om te zien; onbarmhartig voortjakkeren. Slanguitdr. In wielerslang is jassenook ‘zeer snel fietsen; tekeer gaan’. In voetbaltaal bet. het ‘de bal een harde trap geven’. Beter bekend is piepers jassen‘aardappels schillen’, een uitdr. afkomstig uit de soldatentaal.
... ik denk dat we door de rest snel heen kunnen jassen. (Wim de Bie: Morgen zal ik mijn mannetje staan, 1990)
Dat is een oorlogsdrama, daar moetje stichtelijk mee omgaan, niet er doorheen jassen met een hapje, een drankje en een muziekje na. (Nieuwe Revu, 13/08/92)
Charles Groenhuijsen, verklaarde de columnist, is echt in mensen geïnteresseerd, terwijl Peter Snow en Jeremy Paxman het wereldleed er liefdeloos doorheenjassen. (HP/De Tijd, 06/08/93)
De volgende dag jast Ischa Meijer er een paar gasten doorheen. (Elsevier, 16/10/93)