op zijn
op een slechte, slordige wijze; met de Franse slag; zich ergens goedkoop van afmakend. Ook wel opzijn boerenfluitjes; volgens Endt en Frerichs ook als aanduiding voor de meest gebruikelijke houding bij de seksuele daad (naar elkaar toegewend, neus aan neus). De boerenfluit of herdersfluit komt frequent voor in de Arcadische poëzie. Wellicht wordt het instrument hier gebruikt als een dubbelzinnige toespeling.
‘Fluif bet. in de volkstaal immers ook ‘mannelijk lid’.
Jullie Mokummers doen dat maar op z’n Janboere- fluitjes. (Piet Bakker: Ciske groeit op, 1943)
... maar als je dat niet begrijpt zal ik het tante wel op zijn Janboerenfluitjes vragen... (Leonhard Hui- zinga: Hasjadriaan en Hasjolivier, 1974)
De achtenswaardige exposante schildert gewoon op haar Jan Boerefluitjes. (Martin Boelens: De dochter van de hondekop, 1977)
... het is nu eenmaal een mijner natuurlijke obsessies te schijten op al die elders mislukte labbekakken en etterbakken die meestal op z’n janboerenfluitjes dan nog hun eigen eenzijdige smaak als norm willen stellen voor Cultuur whatsoever... (Dirk Dufraing: Rock ’n’ Roll, 1989)
Niemand komt op zijn janboerenfluitjes binnensloffen. (De Volkskrant, 08/06/91)
Dat de oplossing op zijn Janboerefluitjes is afgeraffeld zijn we van Van de Wetering onderhand wel gewend, maar nu laat hij ook de sfeer in de lap hangen. (Trouw, 09/12/94)