Gepubliceerd op 21-06-2017

Drol

betekenis & definitie

zie ook de populaire drol uithangen:

1. als een - gaan,erg vlot verlopen; of juist niet, zoals in het citaat. Slanguitdr.

Ik was blij dat ik eruit werd gehaald, want ik werd als het ware uit m’n lijden verlost. Het ging als een drol. En dan hoopje dat het eenmalig was en weet je datje veel beter kan. ((Nieuwe Revu, 05/01/94)

2. draaien als een - in een pispot sluisdeur,Rotterdamse uitdr., populair onder havenarbeiders en scheepsvolk, voor zich rusteloos en steeds in dezelfde omgeving ophouden. Vgl. Engels slang like afart in a bottle; like a pea in a collander, likeapeainarattle.

De mensen dwarrelen maar rond als drollen in een pispot. (Jan Wolkers: De perzik van onsterfelijkheid, 1980)

‘Zichbaar?,’ antwoordde Haring. ‘Net als die visserman daar. Je draait als een drol in een pispot.’ (Jan Noordegraaf: Goede morgen kapitein. We zitten aan de grond, 1986)

3. wie heeft jou gescheten?,vaak door ouders gezegd tegen hun kinderen, maar ook tegen iemand van geringe afkomst die een hoge dunk van zichzelf heeft. Cliché. Couranter is stront, wie heeft jou gescheten.

Man kijkt me met hele grote verdrietige ogen aan en zegt: ‘Drol, wie heb jou geschete?’ (Albert Mol: Mèngele broek en Pintje billen, 1976)

4. een - draaien,zijn behoefte doen. Vulgair slang. Syn. een bolus bakken/draaien; een bout draaien.

Mooi, en dan ga ik nu eerst een fijne drol draaien, want die zit al de hele dag in mijn lijf te wachten tot hij eruit mag! (Robert Long en Cees van der Pluijm: Hete klippen, 1991)

5. een - en drie knikkers,iets gerings; weinig of niets. Syn. voor een scheet en drie knikkers.

En jij komt maar ansleuren met je drol en drie knikkers, of er geen schuld en afdoen meer bestaat. (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938)

6. een - krijgen/vangen,ergens niks mee winnen. Slanguitdr.

Ik kreeg een mooie drol, en kan hooguit een baantje krijgen bij het blindeninstituut. (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972)

Dan ga je niet mee naar dat kamp, versta je me.

Dan krijg je een drol. (Sal Santen: Heden kijkdag, 1987)

7. een - met vingers,scheldwoord voor een kluns, een a-technisch iemand.

En je kan van Ikea houden of niet, feit is dat ook zogeheten ‘drollen met vingers’ als een volleerde meubelmaker eigenhandig tuinstoelen, boekenkasten en kinderbedjes in elkaar kunnen zetten. (Elsevier, 11/05/96)

8. een - op je lippen,grappige uiting van afwijzing. Variant van op je gezicht; in jouw kakhuis; op je ogenenz. Bet. eigenlijk zoveel als ‘ik denk er niet aan’.
9. een - van een..., gezegd van iets erg vervelends, bijv. een drol van een karwei‘een erg vervelend karwei’. Slang.
10. geen-, niets. Ergens geen drol om gevenis ‘iets waardeloos achten’. Slanguitdr. Vgl. Engels notworth a turd.Zie ook geen fuck; geen makke; geen tering.

Ik geef geen drol om de werkelijkheid. (Dimitri Frenkel Frank: Hamlet’s Whisky, 1984)

Er verandert geen drol. (Robert Long: Wat wil je nou, 1988)

11. vooreen-, voor een kleinigheid. Slanguitdr. Vgl. vooreen scheeten drie knikkers.

... ik voelde er toch niets voor, om voor een drol de lik in te geraken. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)

< >