Gepubliceerd op 21-06-2017

Dof gajes

betekenis & definitie

Bargoense uitdr. voor ‘rechercheurs)’ of ‘stille(n)’. Komt al voor bij Koster Henke: ‘loos volk, rechercheurs’. Zeker niet verouderd, want in politieromans duikt deze uitdr. nog vaak op.

We hebbe van jou geen instructies nodig! snauwde de jongste van het dofgaaies. (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)

... late se dan un dof gajes na het station sture... (Leonhard Huizinga: Adriaan met Olivier natuurlijk, 1977)

De benamingen dof-gajes, geheim-smeris en rus, die ik later bij de recherche aangereikt kreeg, hebben mij nooit uit mijn evenwicht kunnen brengen. (A.C. Baantjer: De misdaadmachine van de Warmoesstraat, 1985)

< >