de hele -
de hele handel, boel; het hele stel. Kan dus zowel op mensen als op dingen slaan. Wellicht ontstaan in soldatenkringen. De etymologie is niet bekend. Vgl. Engels thewholebunch;misschien een verbastering hiervan? Eind 19de eeuw werd er in de havens veel aan het Engels ontleend.
Dat hij de moordenaar was, stond vast voor heel de bubs. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop, 1937)
De hele bups werd onder voorlopige voorwaarden verdisconteerd. (Ben Borgart: De slakken van Canêt d’Olt, 1973)
Als hij ze verstopt heeft, heeft-ie ze wel zó verstopt dat niemand ze vinden kan, althans niet de hele bups tegelijk. (Jan De Hartog: De Commodore, 1987)
Met violen, castagnetten, koren, de hele bups en een stem die elke zenuw in je ruggemerg wist te vinden. (Nieuwe Revu, 07/02/91)