Gepubliceerd op 21-06-2017

Beres/beris/berus

betekenis & definitie

vooral in de uitdr. krijg de be- ris:een platte verwensing. Minder frequent is zich de beris lachen/werken enz.‘erg hard lachen, werken enz.’. Vgl. in dezelfde zin zich het apezuur lopen/werken/zoeken enz.De herkomst van deze slanguitdr. is onbekend; de afleiding van beriberi,een tropische ziekte als gevolg van een tekort aan vitaminen, is volgens Endt en Fre- richs onwaarschijnlijk. De uitdr. werd reeds gebruikt vóór de Tweede Wereldoorlog, en wordt nog steeds in de mond genomen door vnl. arbeiders. De connotatie met het havenmilieu is daarbij niet onopvallend. Volgens Oudenaarden 1986 is het overigens een typisch Rotterdamse verwensing. De uitgang is zonder twijfel beïnvloed door pleuris.Misschien een verbastering van Jiddisch beries ha- miele‘besnijdenis’?

Krijg allegaar de beris! (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)

Je kan je de beris lache, wat ik je prevel! (Piet Bakker: Cis de Man, 1947)

‘Krijg de beris’, wenste Jan. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950)

Ik zal jou eens wat zeggen, voor mij krijg jij de tak- ke en de beris, de pleuris, de grafkanker, de tiefus, de kelere, vuile miesgasser. (Jan Cremer: Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)

Nou de beres foor hem... (Harry Boting: Nog meer jatmous, 1967)

... jij mot Loetje de takke en de beres late krijge... (Jan de Hartog: De maagd en de moordenaar, 1972) ... dan kan het opengaan der handen ons kreten ontlokken als ‘klerelijer’ of‘vuile smuichelaar’ of ‘krijg de beris’... (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)

< >