Gepubliceerd op 20-07-2020

Vrij

betekenis & definitie

van vrijen = liefhebben, zie Vrede, Vriend, Vrijdag ; wat men liefheeft, zal men ook verzorgen, ontzien, sparen en is dus veilig; zoo kreeg vrij de bet. van: veilig, beschermd, zie Vrede. Oudtijds was een zelfstandig man of een „vrije” iemand, wiens hals of leven door ’t weergeld beschermd was; het was een „vrijhals”, zoodat het Got. freihals dan ook vrijheid bet. Hieruit kreeg vrij de bet. van : niet-lijfeigen, niet-afhankelijk, zelfstandig; dus: een vrij man is iemand, die baas is over zich zelf; een vrije vertaling: een niet-slaafsche, zelfstandige vertaling; een vrije plaats: nog niet aan een ander behoorende. Zoo kreeg het denom. (be)vrijden de bet. van: vrij maken, dus: ontslaan van de lijfeigenschap, van de boeien, enz.

< >