Gepubliceerd op 20-07-2020

Span, Spanne

betekenis & definitie

„een span lengte”; „een spanne tijds”, een afl. van spannen en bet. letterlijk: de afstand tusschen den uitgespannen duim en pink, dus een kleinigheid vergeleken bij een vadem: de lengte der uitgestoken armen. Spannen zelf komt van den Germ. wt. span = rekken ; vgl. nog spant = de uitgespannen latten of balken op het dak. Daar veelal ook touwen (voorheen : riemen) gespannen werden, kreeg span ook de bet. van riem of touw zelf, en spannen als denom.: met een riem binden; vgl. een paard voor den wagen spannen. Een span paarden, staat feitelijk voor: een gespan = samenspan (vgl. buur, voor gebuur.) — In „de kroon spannen” bet. spannen óók binden ; immers kroon was vroeger de naam voor krans, lauwerkrans; wie dus de „kroon spande” was n° 1.

< >