Theodoor van Reijn (‘Theo’) geb. Breda 28 mei 1884, overl. Haarlem 6 augustus 1954. Woonde en werkte in Breda, Den Haag tot 1905, Amsterdam tot 1911, Rome en Parijs na 1911, daarna vnl. in Haarlem.
Leerling van de Rijksakademie te Amsterdam o.l.v. van B. J. W. M. van Hove. Behaalde in 1911 de Prix de Rome en in 1925 de gouden medaille te Parijs. Beeldhouwer, tekenaar en lithograaf.
Maakte tekeningen van kleine kinderen, veel portretten (in brons). Een van onze bekende realistische beeldhouwers, o.a. van de ‘maaier’ te Wieringerwerf. Was o.m. sekretaris van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Gaf les aan F. P. J. Bakema, J. J. Beljon, T. W. J. Bosen, L. Heijbroek, M. M. Kauffmann, M. E. Koning, J. B. Kruijer, C. Pijnacker Hordijk, P. J. Reinhard.
Overzichtstentoonstelling in het Frans Halsmuseum te Haarlem in 1949. Centraal Museum Utrecht: portretkopje van een meisje (brons). Rijkscollectie: portret van prof. dr H. Kamerlingh Onnes (brons); portretbuste van W. Kromhout (steen); de moeder van de kunstenaar (brons). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: kinderkopje (brons).
Elsevier LXIX (no 3. maart 1925, O. van Tussenbroek, blz. 153-160); Mak van Waay; Waller.