Gepubliceerd op 21-02-2019

Simon van den berg

betekenis & definitie

Simon van den Berg geb. Overschie 4 november 1812, overl. Arnhem 8 juli 1891. Werkzaam in Den Haag van 1835-1836, Overschie 1837, Velsen 1838, Den Haag 1839, Amsterdam 1840-1842, Haarlem 1843-1850, Heemstede bij Haarlem ± 1852, daarna in 1854 weer in Den Haag; na 1889 vertrok hij naar Arnhem.

Leerling van de rijtuigschilder Molijn (waarschijnlijk F. A. Molijn Dzn) te Rotterdam, van J. de Meijer (tekenen) en P. G. van Os (dieren en figuren), naderhand bevriend met Ch. Immerzeel, P. L. Dubourcq, A. J. Ehnle en J. Th. Abels.

Hij stoffeerde in 1836 een landschap door Anthonius Renardus Rietstap. Was een belangrijk veeschilder, heeft ook geëtst en gelithografeerd. Was van 1880-1889 direkteur van het Mauritshuis. Gaf les aan J. M. Bach, A. G. Bilders, J. L. van Essen, B. L. Hendriks, C. J. Henke, W. J. Hofdijk, A. J. ’s Jacob en F. J. J. Maris.

Tentoonstellingen te Amsterdam, Den Haag en Rotter­dam van 1833-1888: landschappen met vee, stallen met vee (schapen), hunebed in Drenthe, boerenerven, enz. Rijksprentenkabinet Amsterdam: enige tekeningen. Rijksmuseum Amsterdam: landschap met vee. Haags Gemeentemuseum: vee bij een hoeve; koeien bij een knotwilg. Teylers Stichting Haarlem: herder met schapen en koeien; enige sepia’s. Museum Boymans-van Beunin­gen Rotterdam: heidelandschap met kudde schapen (aquarel). Haags Gemeentemuseum (Prentenkabinet): kalf met schapen in heuvelachtig terrein (sepiatekening); koeien op een landweg (aquarel). Museum Fodor Am­sterdam: twee vrouwen met een kudde vee in een berg­achtig landschap (sepia tekening).

Immerzeel, Hist. Galerij I (blz. 130); Kunstkronijk 1851 (10), 1852 ( 74), 1857 (1554), 1862 (22), 1863 (10), 1864 (10), 1865 (94), 1870 (blz. 22), 1872 (blz. 86); Luns; die Constghesellen I, 1946 (blz. 185-187, P. A. Scheen); Marius; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall 1 en II; Waller; Wurzbach.

< >