Pieter Florentius Nicolaas Jacobus Arntzenius (‘Floris’) geb. Soerabaja (Ned. Indië) 9 juni 1864, overl.
Den Haag 16 februari 1925. Woonde en werkte in Amsterdam, Antwerpen en van 1892 af in Den Haag. Eerste lessen van J. H. F. C. Nachtweh, daarna leerling van de Rijksakademie te Amsterdam (1881—1888) o.l.v. A. Allebé en B. Wijnveld, daarna van de Akademie v. B.K. te Antwerpen o.l.v. C. Verlat.
Schilderde, aquarelleerde, tekende en etste landschappen, later meer stads- en dorpsgezichten (‘straten’), stranden, figuurstukken en portretten. ‘Haagse School’. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam, de Hollandse Tekenmaatschappij en van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag. Gaf les aan H. D. Heuff, G. A. A. M. Hooft, L. P. van der Lubbe en J. H. W. Wittenberg.
Tentoonstellingen te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam van 1888-1905: in slaap gevallen; vóór de inzending; achter het muurtje; bij de zanderij; diverse portretten; vóór het Centraal Station; diverse Amsterdamse en Haagse straten, meestal bij regenachtig weer, enz. Haags Gemeentemuseum: diverse portretten; atelierhoekje; de kunstbeschouwing; de Spuistraat; de Wagenbrug. Stedelijk Museum De Lakenhal Leiden: portret van prof. mr J. Th. Buijs.
Antiek III, no. 5, dec. 1968 (mej. drs. A. Wagner, blz. 258-271); Lurasco; Luns; Plasschaert; Thieme-Becker; Van Hall I en II; Waller.