Gepubliceerd op 21-02-2019

Louis arnoldus kortenhorst

betekenis & definitie

Louis Arnoldus Kortenhorst (‘Louis’) geb. Weesp 26 november 1884, overl. Waalre 15 mei 1966.

Woonde en werkte in Amsterdam van ca. 1900-1909, München, (reizen Duitsland, Italië, Frankrijk en Engeland), Amsterdam, Bussum, Warffum ±1922-1923, Assen tot 1952, daarna in Waalre. Leerling van de Rijksnormaalschool voor T.O. te Amsterdam o.l.v. J. Visser (1901-1906), van de Rijksakademie aldaar (1904-1909) o.l.v. A. Allebé, C. L. Dake, P. Dupont en N. van der Waay, daarna van de Königlich Bayerische Akademie te München o.l.v. prof. L. Herterich.

Schilderde, aquarelleerde, tekende, etste en lithografeerde (maakte ook hout- en linoleumsneden) landschappen, gebouwen en huizen, stillevens, portretten, figuren enz. Hij behaalde op de tentoonstelling te Nijmegen in 1912 een eervolle vermelding (afd. Hedendaagse christelijke kunst). Was o.m. lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam. Van 1911-1916 leraar tekenen aan de Avondschool te Bussum, artistiek adviseur van een damastfabriek (ontwerper van het damasttafellinnen voor het prinselijk jacht ‘Piet Hein’ in 1937), leraar te Warffum, enz. Gaf les aan J. Heijting.

Luns; Mak van Waay; Waller.

< >