a Gospel is ontstaan uit de naam God en het Engelse zelfstandig naamwoord spell, dat in dit geval ‘betovering’ betekent.
Het woord is in de achttiende eeuw ontstaan onder de slaven in Noord-Amerika. De liederen waarin de slaven God om ‘betovering’ vroegen, werden godspells of godspellsongs genoemd; later veranderde dat in gospels en gospelsongs.b De zwarte dominee Charles Gospel leidde jarenlang een koor dat bestond uit leden van zijn gemeenschap in Savannah, in de Amerikaanse staat Georgia. Na Gospels plotselinge dood in 1904 bleef zijn koor bestaan. Het koor had inmiddels de - onofficiële - naam Gospel Choir gekregen en de liederen van het koor werden gospels of gospelsongs genoemd.
c Gospel komt van het Oudengelse godspell, dat een samenstelling is van god (‘goed’) en spell (‘boodschap’). Gospel betekent dus ‘goede boodschap’.
