Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Steenkool

betekenis & definitie

v./m., vaste fossiele brandstof uit planteresten in de aardkorst ontstaan.

(e) Door de forse prijsverhogingen van aardolie in de jaren zeventig werd het steeds aantrekkelijker steenkool als energiedrager te benutten. Dit was vooral mogelijk in landen die over gemakkelijk winbare steenkoolreserves beschikten. Dat was o.m. het geval met de VS, waar in het steenkolenbekken van het Midden-Westen nieuwe dagbouwmijnen werden geopend. De winningsvoorwaarden in andere gebieden zijn zeer uiteenlopend en geven aanleiding tot grote verschillen in produktiekosten: van $ 3—$ 8 per t in moderne dagbouwmijnen tot $ 80 per t in de oudere Europese (b.v. de Kempense) ondergrondse mijnen.

Tijdens de periode 1976-81 kende het wereldverbruik van steenkool een groei van 2,4 % per jaar. Sedert 1978 neemt het aandeel van steenkool in het wereldenergieverbruik opnieuw toe. In 1960 beliep dat aandeel 50 %. In de tweede helft van de jaren zeventig was dat teruggelopen tot iets minder dan 28 %. Eind 1982 was dit aandeel opnieuw tot 30 % opgelopen en het bleef de volgende jaren stijgen. Een snellere expansie van het steenkoolverbruik levert echter nog heel wat moeilijkheden op, zoals luchtverontreiniging, het probleem van de landschapsbescherming, transportproblemen en de noodzaak tot ontwikkeling van betere verbrandingstechnieken. Zo belet een gebrek aan goede transportmogelijkheden voorlopig nog dat de goedkope steenkool uit het Amerikaanse Midden-Westen in grote hoeveelheden kan worden uitgevoerd, o.m. naar Europa.

In de OESO-landen kende het steenkoolverbruik de laatste jaren een vrij gunstige ontwikkeling bij de produktie van elektriciteit, hetzij door de omschakeling van met olie gestookte centrales op steenkool, hetzij door de bouw van nieuwe steen-

kolencentrales. In andere verbruikssectoren verloopt de omschakeling naar steenkool echter veel minder vlot. Dat heeft te maken met de kosten verbonden aan de aanschaf van nieuwe aan steenkool aangepaste stookinstallaties ter vervanging van vaak nog niet afgeschreven installaties die werken met olie of aardgas.

In vrijwel alle steenkoolproducerende landen werden talrijke projecten ontwikkeld met het oog op de vergassing of de vloeibaarmaking van steenkool. Grootschalige commerciële toepassingen kwamen echter moeilijk van de grond, vooral toen zich vanaf 1982-83 een stagnatie van de olieprijs aftekende, waardoor de economische haalbaarheid van de nieuwe industriële steenkoolprocessen twijfelachtig werd. In België werd in samenwerking met de BRD een project ontwikkeld voor de ondergrondse vergassing van steenkool, met een proefinstallatie te Thulin (Henegouwen). In de EG bereikte de steenkoolproduktie in 1982 221,3 mln. t. De bruinkoolproduktie bedroeg 45,9 mln. t. De BRD nam daarvan 92,1 mln. t steenkool en 37,9 mln. t bruinkool voor zijn rekening. Groot-Brittannië produceerde 106,1 mln. t steenkool, Frankrijk 15,8 mln. t, België 7,1 mln. t en Griekenland 4,9 mln. t bruinkool.

< >