Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zweepdiertjes

betekenis & definitie

Zweepdiertjes - Flagellata, een klasse der Eéncellige dieren, gekenmerkt door het bezit van één of meerdere flagellen (geesels, vandaar de naam van geeseldragers): langere of kortere protoplasmadraden, waarmede de dieren zich voortbewegen. De vorm is meestal constant, maar, naast de beweging door flagellen, kan ook amoebolde beweging voorkomen. Meestal is slechts één kern voorhanden, dikwijls ook contractiele vacuolen. Vele bevatten chlorophyldragende, uiterst kleine organismen, welke koolzuur kunnen assimileeren (zie ASSIMILATIE), en leven dan ten koste dezer organismen.

Andere nemen organische bestanddeelen uit het water op, of zeer kleine levende wezens (bacteriën), die dan veelal op een bepaalde plaats van het „lichaam” worden opgenomen („mond”); zoo kan zich ook een bepaalde plaats vormen, waar de onverteerde resten worden uitgestooten („anus”). De voortplanting geschiedt door deelen, maar ook geslachtelijk, door vereeniging van twee individuën. Tallooze vormen, bijna alle mikroskopisch klein, komen voor in zoet- en zoutwater ; het meest bekend is de zeevonk ; verder behooren hiertoe parasieten, b.v. Trypanosoma, Cercomonas intestinalis (zie plaat Eéncellige dieren II, fig. la) — grootte 5—10 duizendsten van één m.M. — leeft in de vagina van vrouwen op Ceylon ; misschien ook in den darm bij lijders aan darmziekten; hetzelfde geldt voor Trichomonas vaginalis (fig. 16). Fig. 2 geeft afbeeldingen van het oogdiertje (Euglena viridis), dat talrijke groene korrels bevat. Aan de basis van het zweephaar bevindt zich de kloppende vacuole ; daarboven komt een uiterst klein rood vlekje voor, dat doet denken aan een „oog”; het dier kan hiermede waarschijnlijk licht en donker onderscheiden. Het kan zijn vorm door samentrekken veranderen (6), maar keert na zekeren tijd weder in den normalen vorm terug (a). Leeft in stilstaande wateren; worden de levensomstandigheden slecht (gebrek aan zuurstof b.v.), dan wordt het bolvormig ; het flagellum wordt ingetrokken en het diertje omgeeft zich met een kapsel, waarin het een rusttoestand doormaakt en zich ook kan deelen ; bij gunstigere uitwendige omstandigheden barst de kapselwand open en komt de inhoud naar buiten om weer over te gaan in het zweepdiertje.

< >