Wroegen - het stelsel van „geen klager, geen rechter” (zie KLAGER) was weinig geschikt om de misdaad gestraft te krijgen. Hoe vaak wordt toch om allerlei reden het doen van een klacht nagelaten. Om dus het nadeel van dit stelsel te ontgaan, werd de z.g. „wroegingsplicht” reeds in de vroege Middeleeuwen ingevoerd, d. w. z. dat de geheele bevolking van een dorp of buurt verschijnen moest ten gerichte, en wroegen d. i. verklaren, wat zij omtrent gepleegde feiten wist. Op het verzwijgen van feiten stond straf en zoo verviel men dus in een ander uiterste, dat letterlijk alles werd aangebracht en gestraft.
Het wroegen, als het geschiedde door de geheele bevolking, werd als „gemeene waarheid” aangeduid. Al in een capitulare van 853 vindt men een eed, die de wroegingsplichtigen moesten afleggen. Het langst heeft dit stelsel van gemeene waarheden hier te lande zich gehandhaafd in Drente en het Goorecht. (Zie WAARHEID).