Weiss (bernhard)

betekenis & definitie

Weiss (Bernhard), 1827—1918, hoogleeraar te Berlijn, opperconsistorieraad en voordragend raad in het ministerie van geestelijke aangelegenheden: hoofdwerken: Lehrbuch der biblischen Theologie (7de dr., 1903); Lehrbuch der Einleitung in das N. T. (3de dr., 1897); Leben Jesu (4de dr., 1902), verder commentaren over het N. T., enz. — Zijn zoon, Johannes W., eveneens theolog. hoogleeraar (te Marburg), 1863—1914, schreef: Die Nachfolge Christi und die Predigt der Gegenwart (1895); Die Idee des Reiches Gottes in der Theologie (1901); Das älteste Evangelium (1903); eenige commentaren van H. A. W. Meyer (zie Suppl.); Das Urchristentum (I, 1914). Het tweede deel werd na zijn dood door R. Knopf (zie Suppl.) voltooid.