Wackernagel (wilhelm) - een der voornaamste germanisten in de 19de eeuw, werd in 1806 te Berlijn geboren, studeerde daar, na een harde jeugd, onder Lachmann, Massmann e. a. en maakte als student naam door wetenschappelijke verhandelingen (o. a. een uitgave van het Wessobrunner Gebet) en vooral door zijn Gedichte eines fahrenden Schülers (1828). Eenige jaren werkte hij te Breslau met Hoffmann von Fallersleben aan diens tijdschrift, maar de toegang tot een ambt bij het onderwijs of een univ.bibliotheek bleef hem gesloten, zoodat zijn benoeming als gewoon hoogleeraar te Bazel in 1833 als een redding kwam. Hier werkte hij tot zijn dood in 1868. Veel van zijn werk, uitmuntend door aantrekkelijken vorm, als Die Lebensalter, Gewerbe, Handel und Schifffahrt der Germanen, Ueber den Ursprung der Sprache, verschillende reisschetsen: over Pompeji, enz. is te vinden in zijn Kleine Schriften, uitgeg. door zijn opvolger M. Heyne, 3 dln., Bazel 1872—74.
Zijn Altdeutsches Handwörterbuch verscheen in 5en druk 1878. Zijn chronologische Deutsches Lesebuch is herhaaldelijk uitgegeven; daarbij behoort zijn Geschichte der deutschen Literatur, dl. I—III 1848—66 met vervolg ’72, nieuw uitgegeven en voortgezet door E. Martin, 2 dl. Bazel, 1877—92; zijn Kleines altdeutsches Lesebuch, 1861 en Poetik, Rhetorik und Stilistik, 3de dr. 1906 dienden voor het onderwijs. In Altfranzösische Lieder und Leiche, 1846, toonde hij de afhankelijkheid aan van de Middelhoogd. lyriek van de Oudfransche. Van zijn dichtbundels zijn te noemen Weinbüchlein, 1845 en Zeitgedichte, 1847 ; van zijn talrijke tekstuitgaven die van den Schwabenspiegel, 1840 en van Walther von der Vogelweide (met Rieger), 1861.