Trapganzen - Otidae, een eigenaardige familie der Loopvogels. De t. herinneren echter in sommige uiterlijkheden aan de hoenders. Snavel even lang of korter dan de kop, recht; voeten hoog en forsch, teenen kort; geen achterteen. Vleugels groot en breed, staart niet lang, afgerond.
De mannetjes met eigenaardige pronkveeren aan hals en keel. In ons land komt voor o. a. de Groote Trap, Otis tarda; bovenzijde geelbruin met golvende, zwarte strepen; kop en hals grijsachtig. Lengte 1 M. Behoort thuis in de gematigde deelen der oude wereld, maar spaarzaam in het Westelijk deel. Vroeger kwam zij hier te lande niet zelden voor; thans slechts nu en dan. Leeft in groote vlakten, nestelt in den grond, De naam is afkomstig van de eigenaardige wijze van loopen; zij kan overigens verbazend hard hollen. Voedt zich met planten en kan, daar zij veelal in groote troepen leeft, zeer schadelijk worden; in ons land is hiervan tegenwoordig geen sprake meer.