Spelt - De spelt heeft, in tegenstelling met de tarwe, een broze aarspil, zoodat deze bij het dorschen op de knoopen in stukken breekt. De korrels blijven daarbij door de kelken kroonkafjes omgeven en moeten daarvan door een afzonderlijke bewerking (het z.g. pellen) worden bevrijd.
Men onderscheidt 3 speltsoorten, n.l. de s. (Triticum Spelta), het tweekoorn of emerkoorn (Tr. dicoccum) en het eenkoorn (Tr. monococcum). Alle s.soorten stoelen zeer sterk uit ; zij groeien nog op arme grondsoorten en in ruwe klimaten, waar de tarwe niet meer thuis behoort. In ons land heeft de teelt geen beteekenis. Alleen de s. wordt nog in enkele gevallen, voornamelijk in Z.-Holland, N.-Brabant en Limburg verbouwd ; in 1914 totaal slechts 286 H.A. volgens het Landb. Verslag. De teelt komt overeen met die van tarwe.