Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Oldenhove

betekenis & definitie

Oldenhove, - 1) gem. in Gron., aan ’t Reitdiep (tot den mond); 4075 H.A., alles vruchtbare kleigrond, met 2400 inw. De gem. bevat de dorpen O., Niehove en Saaksum. Het dorp O. ligt N. van Noordhorn en telt 700 inw.

2) Voormalig dorp bij Leeuwarden, sedert 1435 een deel der stad ; de oude toren, de Oldenhoof, was eenmaal ’t middelpunt van dit dorp.

Oldenzaal, gem. in Overijsel (Twente), bestaande uit de stad O. en een kleinen omtrek, samen slechts 169 H.A. ; zij wordt geheel door de gem. Losser ingesloten. Toen in 1876 het station van de spoorlijn Hengelo—Bentheim werd gebouwd op een terrein, tot de gem. Losser behoorend, werd dit gedeelte bij O. geannexeerd. De stad O. telt 7500 inw., die vooral van industrie leven; men vindt er vele fabrieken, als weverijen van calicots en andere katoenen stoffen, van rijst- en koffiebalen, spinnerijen, houtzagerijen, enz. De stad is van zeer hoogen ouderdom en dankt waarschijnlijk haar oorsprong aan een sala (zaal of burcht) van een Frankisch opperhoofd ; toen deze zetel naar elders werd verlegd, heette de plaats voortaan Aldensala of Oldenzaal.

Omstreeks 814 was de plaats reeds de hoofdstad van Twente en met een muur versterkt ; in 1049 schonk keizer Hendrik aan de plaats het voorrecht, om naast de jaarmarkt ook een weekmarkt te houden. Onder Karel V werd O. versterkt, doch in 1626 werd het ontmanteld. De stad telt vele merkwaardige gebouwen, o. a. de Groote of St. Plechelmuskerk, oorspronkelijk reeds in de 7e eeuw van hout gesticht, in 954 van steen opgetrokken en in 1043 tot een kruiskerk uitgebreid. In 1626 kwam zij aan de Hervormden, doch werd in 1809 aan de R.-Kath. teruggegeven. Fraaie wandelwegen leiden naar de naburige Tankenberg (85 M.) en andere punten met schilderachtige vergezichten.

< >