Oken (Lorenz), Duitsch wijsgeer en natuuronderzoeker, 1799—1851, behoort tot de school van Schelling. Als prof. te Jena begon hij de uitgave van het encyclopaedisch tijdschrift Isis, dat ook bij de grootere vrijheid der drukpers in Saksen-Weimar allerlei klachten over politiek en onderwijs opnam. Ten slotte voor de keus gesteld, óf zijn professoraat óf de Isis op te geven, koos hij het eerste, maar verplaatste, toen de Isis in Weimar toch verboden werd, de uitgave naar Rudolstadt, waar het blad tot 1848 bleef verschijnen. Daarop werd O. professor te München en eindelijk te Zürich, waar hij stierf.
Later kreeg hij een monument met buste te Jena. O. is bekend door zijn onderzoekingen over de ontwikkeling van het darmkanaal bij de zoogdieren en doordat hij als een der eersten beweerde, dat de schedel der gewervelde dieren uit een aantal samengesmolten wervels is opgebouwd. Ook als wijsgeer heeft O. invloed geoefend en ondanks het vele fantastische, bevatten zijn geschriften veel diepe gedachten en kiemen voor nog heden geldende theorieën. De geheele filosofie is volgens O. natuur-filosofie. Deze is de wetenschap van de „ewige Verwandlung Gottes in die Welt”. Zij toont de wereld in haar ontwikkeling tot aan den mensch.
God en heelal zijn één. O. leert reeds — als een voorlooper van Haeckel — de ontwikkeling van alle organismen door geleidelijke vervorming uit een organisch „Urschleim”. De tijd is niets dan ,,de eeuwige herhaling van het poneeren van het Eeuwige”, een „actie der oer-kracht”, Gods denken. De geponeerde staan gebleven tijd is de ruimte; zij is de rustende tijd. Zonder leven bestaat geen Zijn; het leven is iets oorspronkelijks, alleen het Niets is dood, alles is levend. De wereld houdt zich in stand als een organisme, alleen door haar leven. — Zijn hoofdwerken zijn: Lehrbuch der Naturgeschichte (3 dln. 1816—26) en Allgemeine Naturgeschichte für alle Stände (13 dln. 1833—45).