Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Murillo

betekenis & definitie

Murillo - (Bartolommeo Estéban), geb. 1617 te Sevilla, aldaar overl. 1682. Spaansch schilder, leerling van Juan del Castillo, totdat hij in 1642 naar Madrid komt en daar onder invloed van Velasquez een belangrijke verandering in zijn ontwikkeling ondergaat. Wanneer hij in 1645 naar Sevilla terugkeert is zijn kunst oneindig veel rijper geworden en staat hij reeds aan het begin van een roemrijke loopbaan, daar hij door zijn schilderstukken voor het Franciscanenklooster (legende van den Broeder Diego; de Engelkeuken, thans in het Louvre) bekend was geworden en talrijke opdrachten kreeg. In deze werken is reeds een speciaal Sevillaansch karakter merkbaar, dat steeds een kenmerk blijft van Murillo’s kunst.

In zijn Madonna’s bereikt hij een nieuw effect en weet daarmede een populariteit te verwerven, die hem aan Raphael gelijk doet zijn. Zijn grootste bloeitijd valt tusschen 1670 en 1680; zijn voornaamste beteekenis ligt in de durf en ongedwongenheid, waarmede hij het realistische, typisch Spaansche karakter in zijn werken weet te leggen, terwijl hij daarbij een uiterste gevoeligheid en expressie behoudt. Vroeger heeft men drie stijlperioden in zijn werk onderscheiden, den „estilo frio, calido en vaporoso”, doch beter is het een gestadige ontwikkeling en verdieping zijner kunst aan te nemen. Karakteristiek uit het Sevillaansche volksleven zijn de vruchten-etende straatjongens, die thans nog zeer populair zijn. Het geheele oeuvre van Murillo telt ongeveer een 500 werken. — Litt.: voornl. L. Justi, Murillo (Leipzig 1904).

< >