Murat - (Joachim), de beroemdste der cav. aanvoerders van Nap., dank zij het aandeel, dat hij heeft gehad in den luister van den Grooten Keizer, door zijn huwelijk met diens zuster, grooter dan van een ander generaal uit het Keizerrijk. Geboren 1767 te Bastide-Fortunière als zoon van een herbergier, volgde hij aanvankelijk te Toulouse een opleiding tot priester, welke hij afbrak om dienst te nemen in een reg. Jagers te paard. Van 1791—92 maakte hij deel uit van de Constitutioneele Garde van Lod.
XVI, was daarna 2e Luit. in het 21e reg. Jagers te paard en behoorde tot de politiek heftigen. 12/13 Vend. IV (3/4 Oct. 1795) nam hij als eskadrons-Ct. een hoofdaandeel in het succes van Bonaparte bij de onderdrukking van het Parijsche gepeupel, waardoor voor het eerst de aandacht van Nap. op hem werd gevestigd. Hij werd onmiddellijk brigade-Ct. en maakte als le-adjudant van Bonaparte den veldtocht in Italië mee. Daarna geraakte hij bij Nap. in ongenade, maar bij de expeditie in Egypte, waar hij ook meermalen als inf.-Ct. optrad, wist hij het vertrouwen van Nap. te herwinnen en werd na den slag van Aboukir (1798) divisie-Ct. Bij den staatsgreep van 18 Brum. (9 Nov. 1799) was hij met Leclerc Ct. der daarbij gebezigde troepen. Als belooning kreeg hij de hand van Nap.’s zuster Caroline. Luit.-Generaal, opperbevelhebber der cav. (1800), nam hij deel aan den overtocht van den St.-Bernard, waarna hij het commando kreeg over een gemengde troepenafdeeling; opperbevelhebber van de Fransche troepen in Italië (1802); mil. gouveneur van Parijs (1804) en bij de instelling van het Keizerrijk (1805) maarschalk, prins en groot-admiraal.
Vanaf de vorming der „Grande-Armée” (1805) vervulde hij bij de veldtochten van 1805, 1806, 1807, 1812 en 1813 de gewichtige rol van Grootmeester der cav. Aanvang 1806 ontving hij het groothertogdom Berg en het hertogdom Kleef (2 millioen frs. inkomsten) en voerde op last van den Keizer den titel van „Joachim, Prins en Groot-Admiraal van Frankrijk, Groot-Hertog van Berg en Kleef”. Na den veldtocht van 1806 werd hij belast met het opperbevel over het leger tegen Polen (80.000 man). In 1808 naar Spanje als opperbevelhebber van het leger aldaar en nog in hetzelfde jaar Koning van Napels. Hierna verscherpte zich de verhouding tot Nap. aanzienlijk. De laatste behandelde hem niet als souverein, maar als Fransch ambtenaar. Aan den tocht naar Rusland nam hij weer deel als opperbevelhebber der geheele cav. Bij dezen veldtocht verscherpte zich zijn slechte verhouding tot Davoust (ontstaan in Egypte).
Toen Nap. te Smorgon het besluit nam, om naar Frankrijk vooruit te ijlen, werd Murat met de verdere leiding van den terugtocht belast, maar reeds in Jan. 1813 droeg hij te Posen de leiding over aan Eugène de Beauharnais en vertrok naar Italië, alwaar hij onderhandelingen met Engeland aanknoopte. Nog hetzelfde jaar evenwel voldeed hij aan den oproep van Nap., om zijn plaats in het leger in Duitschland in te nemen, waar hij na het verbreken van den wapenstilstand van Pleswitz aankwam en een werkzaam aandeel nam aan den veldtocht van 1813. Na den slag bij Leipzig keerde hij naar Napels terug en was zijn rol als cav. aanvoerder uitgespeeld. Om zijn koninkrijk te behouden sloot hij met Oostenrijk een verbond tegen Nap., maar na diens landing bij Fréjus keerde hij zich opnieuw tegen de Oostenrijkers en wilde zich wederom onder de orders van Nap. stellen, doch deze verbood hem de nadering tot Parijs. Na den slag bij Waterloo was ook de politieke loopbaan van den Koning van Napels geëindigd. Vervolgd door de reactie, trachtte hij vanuit Corsica zijn koninkrijk te herwinnen, maar werd in Calabrië gevangen genomen en 13 Oct. 1815 te Pizzo gefusilleerd.