Molybdeen - scheikundig element, symbool Mo, atoomgewicht 96,0, van Gr. Molybdos. Met den naam molybdena werden vroeger veelal op grafiet gelijkende mineralen aangeduid. De aanwezigheid van een afzonderlijk metaal werd het eerst door Scheele in 1878 aangeduid.
Het metaal zelf is, zij het ook niet in geheel zuiveren toestand in 1790 door Hjelm geïsoleerd. Het komt in de natuur hoofdzakelijk voor als molybdeniet, MoS2, en als wulfeniet, loodmolybdaat. Voor de bereiding van het metaal komen voornamelijk molybdeniethoudende ertsen in aanmerking. Deze worden gemalen en z.g. mechanisch geconcentreerd, waardoor men een zeer rijk product verkrijgt. Dit laatste wordt eerst geroost om het m. sulfide in oxyde om te zetten, dan wordt het oxyde door oplossing in ammoniak gescheiden van de bijmengselen; de heldere oplossing wordt ingedampt, en het overblijvende oxyde door reductie bij zeer hooge temperatuur in een waterstofstroom in metaalpoeder omgezet. Ook kan het metaal worden bereid door reductie van molybdeendioxyde met kool, volgens de aluminothermische methode of door verhitting van het chloride in een waterstofstroom. Eindelijk ten deele ook technisch door verhitting van het sulfide in een electrischen oven, waarbij een 90 a 98 %-ig metaal, vrij van koolstof kan worden verkregen. Het is in zuiveren toestand een staalgrauw, smeedbaar metaal, zachter dan staal, dat evenals ijzer kan worden geweld.
Het smelt bij ± 2500°, het s. g. bedraagt ± 8. In het systeem van Mendelejeff staat het in de 6e groep met chroom, wolfraam en uraan. Aan de lucht is het bestendig, bij hoogere temperatuur wordt het tot Mo 03 geoxydeerd. Waterdamp werkt eerst bij hoogere temperatuur in. In koude zuren (behalve in salpeterzuur) en in kokende kaliloog lost het niet op, wel in chloorwater, gesmolten kaliumhydroxyde en gesmolten zouten. Het vindt als metaal toepassing in electrische gloeilampen voor de stangetjes die den gloeidraad op zijn plaats houden, hoofdzakelijk echter geallieerd met andere metalen, speciaal met ijzer (sneldraaistaal), minder met chroom, nikkel en wolfraam.
Al deze alliages worden bij voorkeur bereid door het molybdeensulfide gemengd met de oxyden der andere metalen te gloeien in een electrische oven, waarbij de zwavel en andere onzuiverheden door de hooge temperatuur en de basische ovenwanden worden verwijderd. Men verkrijgt aldus bijv. 10—85 %-ig ferromolybdeen, waarbij men vaak nog het koolstof gehalte tot beneden ½ % weet te brengen, waardoor het tot het toevoegen aan ijzer nog geschikter wordt. In 1913 werd 150—200 ton concentraat van ± 80 % MoS2 geproduceerd, tegen een prijs van omstreeks f 5000.— per ton. Het m. treedt in zijn verbindingen in zeer verschillende valentie op, waarbij de tweewaardige domineeren. Van zijn verbindingen zijn het belangrijkst het molybdeentrioxyde, de molybdeenzuren, het ammoniummolybdaat, de phosphomolybdeenzuren en het molybdeentannaat.