Moesson - (E. Monsoon, Hd. Monsun, Fr. Mousson), afgeleid van het Arabische woord Mausim = jaargetijde; men verstaat hieronder winden, die met het jaargetij zeer veel van richting veranderen, maar dan ook uit dezelfde richting waaien. Zeer bekend zijn de moessons in den Indischen Oceaan en Chineesche Zee en die in den Atlantischen Oceaan op de kust van Guinee.
In de Arabische Zee en Golf van Bengalen waait van Mei—September de Zuidwestmoesson; deze wind waait langs de Somali-kust tot 60° O.L. vooral in de maanden Juni, Juli en Augustus, dikwijls met stormkracht. Woestijnstof en groot waterdampgehalte maken het zicht dan dikwijls slecht, zoodat in die maanden mede door de sterke stroomen — als gevolg van den harden moesson — het aandoen van Kaap Guardafui zorgvuldige navigatie eischt. Jaarlijks stranden in die omgeving of op de daar tegenover liggende eilanden eenige schepen. De Zuidwestmoesson brengt in Voor- en Achter-Indië de regens, het invallen van den moesson, dat dikwijls met zwaar buiïg weder gepaard gaat, heet „the burst of the mocsoon”. Van November—Maart heerscht in deze zeeën de N.O.-moesson; deze is van een veel kalmere natuur; er heerscht dan meestal fraai weder met veel zonneschijn in tegenstelling met het weder in den Z.W.-moesson, dat gewoonlijk buiïg en regenachtig is. De maanden April en October, waarin de wind van richting verandert, heeten de kentering of kentermaanden; in oude Nederlandsche geschriften sprak men van „weyffelmaanden” (Eng. transition, Hd. Kenter). In die maanden en ook de daarop volgende komen soms cyclonen voor.
De moessons van de Arabische Zee waren reeds bekend in 79 n. C.; in den Periplus Maris Erithryei heet de Z.W.-moesson Hippalus, waarschijnlijk zoo genoemd naar een zeevaarder van dien tijd. De moessons van de Chineesche Zee waaien ook uit het Z.W. en N.O. ongeveer in dezelfde maanden als in de Arab. Zee en G. v. Bengalen, maar hier is de N.O. moesson de krachtigste. De zeestroomen richten zich in de drie genoemde zeeën volgens de moessons, maar wijken naar rechts af tengevolge van de wenteling der aarde om haar as; zij zijn zeer krachtig. De moessons van den Indischen Archipel zijn betrekkelijk ingewikkeld; een groot deel van Sumatra is onderworpen aan het weersysteem van de Golf van Bengalen. In ’t algemeen kan men zeggen, dat van December tot Maart op Java de Westmoesson met regen, van Mei tot October de Oostmoesson met droog weer heerscht. De moessons worden beheerscht door de luchtdrukverdeeling in den Indischen Oceaan (20 a 30° Z.B.) en Australië ter eene zijde en Midden-Azië ter andere zijde en deze drukverdeeling wordt weer beheerscht door temperatuur, dus zonnestand. In leerboeken over Meteorologie en Klimatologie wordt deze materie uitvoerig behandeld.
De moessons in den O.-I. A. zijn door Van der Stok op populaire wijze behandeld in H.C. Prinsen Geerligs Oost-Indische Cultures, 1911, A’dam. — De Z.W.-moesson van den Atl. Oceaan waait eigenlijk het geheele jaar door, maar is in onze zomermaanden het sterkst ontwikkeld, zoowel wat kracht betreft als wat betreft de oppervlakte van het bestreken gebied. Hij beslaat aan de Afrikaansche kust dan een gebied vanaf de Kaap Verdische eilanden in het Noorden tot den Equator, in het Zuiden, terwijl 35° W.L. de Westelijke grens vormt. Aan deze zijde loopt het gebied spits toe. De Westkust van dit deel van Afrika is zeer regenrijk, omdat de moesson de met waterdamp bezwangerde lucht naar dat land voert (Sierra Leone 4300 m.M. regen per jaar; in het binnenste deel van de Bocht van Guinee, aan den voet van het Kameroengebergte, valt hier en daar zelfs 10.000 m.M.). De verwarming van de Sahara en daardoor lage luchtdruk in die streken is met de ontwikkeling van het hoogedrukgebied van den Z.-A.
Oceaan hoofdoorzaak voor de versterking van den Z.W.moesson in onze zomermaanden. Boven het vasteland, althans in Ned. O.-Indië, reikt de moesson niet hooger dan eenige K.M.’s hoogte in de atmosfeer. Naar waarnemingen met loodsballons te Batavia reikt de N.W.-moesson het hoogst van December tot Februari en waait dan tot 6½ K.M. hoogte. Daarboven vindt men andere windsystemen, die aan andere invloeden hun ontstaan danken.