Magnus (noorwegen) - Naam van koningen van Noorwegen. Genoemd moeten worden M. I (1035—1047), die na den dood van Karel den Groote zijn land vrijmaakte van de overheersching der Denen.
M. II (1096—1103). Deze breidde de heerschappij van Noorwegen uit over de Hebriden, Orkneyen Shetlands-eil.
M. V (1162 —1182), de zoon van Erling Ormsson Skakki, had de kroon verworven door den steun van de geestelijkheid, waarvoor hij bij wet (de zgn. gouden pen) erkende, dat de aartsbissch. van Trondhjem ’t recht had de wettigheid van de opvolging van de erfgenamen van den troon te onderzoeken. Hierdoor was Noorwegen een kiesrijk met een geestel. keurvorst geworden. Een beweging ontstond er, die zich tegen deze machtsontwikkeling van de kerk richtte. In 1182 werd M. afgezet. Bij een poging om de kroon te herwinnen, sneuvelde M. in den zeeslag bij Forteitu (1184).
M. VI werd in 1267 mederegent van zijn vader Hakon V, dien hij in 1263 in de regeering opvolgt. Hij stond de Hebriden en ’t eil. Man af aan Schotland. Door hem werd het bestuur verbeterd. Hij stierf in 1280.
M. VII volgde zijn grootvader Hakon VII in 1319 op. In 1322 werd hij ook gekozen tot koning van Zweden, zoodat met hem de vereeniging van Zweden en Noorwegen begint. Minderjarig stond hij tot 1333 onder regentschap. Tijdens zijn regeering krijgen de Lübecksche koopl. belangrijke voorrechten in Noorwegen, waardoor zij daar ’t monopolie van den handel in handen krijgen. In 1364 wordt hij van den troon gestooten door Albrecht II van Mecklenburg en door dezen gevangen gezet. Eerst in 1371 werd hij vrijgelaten. Hij stierf in 1374. Met hem stierf ’t gesl. der Folkungers uit.