Loghem - 1) Hendrik van, Nederl. dichter, in 1775 te Deventer geb., waar hij secretaris werd en 7 April 1843 overleed. Hij gaf onderscheidene dichtbundels in ’t licht: Gedichten (1808), Mengeldichten (1809), Nieuwe Mengeldichten (1819), De harmonie in het heelal en andere gedichten (1821), Proeve van liederen (1825), Poëzie 2 dln. (1826), Nieuwe Gedichten (1828) en in proza: Proeve over de goddelijke leiding van de gebeurtenissen der wereldgeschiedenis (1838).
2) Martinus Gesinus Lambert van, Nederlandsch letterkundige, geboren te Leiden 1849, promoveerde 1881 in de rechten te Amsterdam, was leeraar aan de H. B. S. te Goes (1873-77), en het gymnasium te Amsterdam (1879-83). Na 1883 ging hij zich geheel aan de letteren wijden, na reeds in 1877 met Taco de Beer het „Weekblad de Amsterdammer” opgericht te hebben, werd hij in 1887 redacteur van „Nederland” hetgeen hij bleef tot 1919. Ook was hij langen tijd (1894-1909) secretaris en letterkundig adviseur van den Raad van beheer van het Nederl. Tooneel. Tal van romans en dichtwerken waarvan verschillende onder het ps.
Fiore della Neve, zagen van hem het licht. Voor het groote publiek bezat hij wel aantrekkelijkheid, maar in meer litteraire kringen was de waardeering minder groot. Van zijn werken noemen wij: Eene liefde in het Zuiden (1881; 7 maal herdrukt), Constance (1884), Emmy (1888), Walter (1892), Calypso (1896), Operettebloed (1899), Maleghys (1904). Een volledige lijst van zijn werken (waaronder versch. biografieën) kan men vinden bij ten Brink Gesch. der N.-Nederl. letteren, 3, bl. 319-324.