Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kanut

betekenis & definitie

Kanut - 1) (Cnut) de Groote, zoon van den aanvoerder der Denen Svend, volgde zijn vader in 1016 op en werd spoedig na den dood van Edmund Ironside als koning van Anglia erkend. Hij handhaafde orde en rust in ’t rijk en wist zich door de rijksgrooten, die in zijn tijd den naam van earls kregen, te doen gehoorzamen. Na den dood van zijn zoon Harald (1018) werd hij ook koning van Denemarken, waar een opstand uitbrak tijdens zijn reis naar Rome, maar die spoedig door hem na zijn terugkeer bedwongen werd.

In 1028 werd ook Zweden en Noorwegen door hem veroverd. Hij bevorderde de invoering van ’t Christendom in Scandinavië. Hij stierf in 1035.

2) naam van verschillende koningen van Denemarken, waarvan genoemd moeten worden Kanut IV, die wegens zijn ijver voor de uitbreiding van ’t Christendom in botsing kwam met zijn onderdanen en vermoord werd (1086). Hij werd later als heilige vereerd. — Kanut VI volgde zijn vader Waldemar I op in 1182. Een opstand der boeren, die het erfrecht van den koning niet wilden erkennen, werd door hem met hulp van den adel onderdrukt. Voortaan vormen adel en hooge geestelijkheid de beide machtige standen. Aan Frederik I Barbarossa de huldiging als leenheer weigerend, slaagt hij er in Pommeren leenplichtig te maken (1185) evenals Mecklenburg (1187). Eveneens werden Hamburg en Lubeck door hem veroverd (1202). Met hem begint Denemarken zich als machtige staat te ontwikkelen. Hij sterft in 1202.

< >