Jossellin de jong (R. de), - geboren 1868 te St. Oedenrode, studeerde te Leiden, promoveerde 1895 op een proefschrift „over cirrhosis hepatis”, werkte daarna te Berlijn en Parijs, in de laatste stad in het Instituut Pasteur, d. J. d. J. vestigde zich als arts te ’s-Gravenhage, was vervolgens hofarts van H. M. de Koningin en patholoog-anatoom in het laboratorium van Dr. Pareau. Van 1906—1919 was d. J. d. J. prosector-bacterioloog der gemeente-ziekenhuizen in Rotterdam; in laatstgenoemd jaar is hij benoemd tot hoogleeraar in de algemeene pathologie en pathologische anatomie te Utrecht.
Van de hand van d. J. d. J. verschenen een groot aantal studies, waarvan de belangrijkste zijn de werken over levercirrhose en ziekten van het poortaderstelsel; over de constitutie, over plotselingen dood, over pseudoleukamie, over tuberculose (o. a. in het leerboek der t.b.c.bestrijding), over „oud-worden”, over verschillende onderwerpen der gerechtelijke geneeskunde enz. — Met dr. Homoet, prof. Kooyker en dr. Wijnhoff heeft d. J. d. J. in 1896 hier te lande den stoot gegeven tot bestrijding der t.b.c.; in 1897 stichtte hij mede de vereeniging tot oprichten van volkssanatoria. In 1902 werd net sanatorium te Hellendoorn gesticht, waarvan hij 15 jaar le secretaris was. Jaren lang was d. J. d. J. lid van het dagelijksch bestuur van de Ned. centrale vereeniging tot bestrijding der t.b.c. In Rotterdam was hij jaren lang leider der artsencursussen. Als voorzitter-directeur van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte leidde hij het 150-jarig bestaan van dit Genootschap in 1919. d. J. d. J. is oprichter en voorzitter van het radio-therapeutisch instituut.